Haarkleur en kleurvererving bij IJslanders

Bruin zijn paarden die een roodbruine kleur hebben in combinatie met zwarte manen, staart, onderbenen en oorranden — in de Engelstalige literatuur duidt men deze lichaamsuiteinden aan met de term points. Een vos daarentegen is oranje-rood en heeft niet-zwarte points. Een zwart paard heeft, logischerwijs, een zwart lichaam en zwarte points. De kleuren bruin, vos en zwart ontstaan uit de interactie tussen de allelen op de loci Agouti en Extension.

Het Agouti-locus bepaalt de verdeling van zwarte en rode gebieden in het haarkleed van paarden die zwart pigment kunnen vormen. Het dominante allel (AA) zorgt ervoor dat zwart beperkt blijft tot de points; een paard met ten minste één dominant allel is dus bruin. Een homozygoot recessief dier (AaAa) is helemaal zwart. Of het zwart van zwarte en bruine paarden überhaupt wel tot expressie komt, wordt bepaald door de allelen op het Extension-locus. Het dominante allel (E+) zorgt ervoor dat dat wel gebeurt, en het recessieve (Ee) dat dat niet gebeurt. In homozygote toestand is Ee epistatisch over de allelen op het Agouti-locus; dat betekent bij paarden met het genotype EeEe de allelen op het Agouti-locus in zijn geheel niet tot expressie komen. Zij maken geen zwart pigment aan en zijn dus voskleurig.

Dit samenspel van genen is tamelijk complex, maar een goed begrip ervan is essentieel voor het doorgronden van de andere haarkleuren, die door tamelijk eenvoudige genetische factoren ontstaan uit de kleuren bruin, vos en zwart, die daarom ook wel de basiskleuren worden genoemd. Schematisch weergegeven wordt het wat duidelijker:

  E+E+ E+Ee EeEe
AAAA bruin bruin vos
AAAa bruin bruin vos
AaAa zwart zwart vos

Of, nog korter:

  E+ EeEe
AA bruin vos
AaAa zwart vos

Bij IJslanders komen drie eenvoudige genetische factoren voor die de basiskleuren bruin, zwart en vos beïnvloeden: de cream-, de wildkleur- en de zilverappel-factor. Deze factoren zijn van invloed op de kleur van het pigment, en worden daarom onderscheiden van de kleuren die onstaan door patronen van witte haren, zoals schimmel, roan en bont.

Naast haarkleuren die ontstaan door genetische factoren die de kleur van het pigment beïnvloeden, zijn er ook kleuren die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van witte haren in het haarkleed. Door de verschillende patronen waarin deze gerangschikt zijn onderscheiden we schimmels, roans en bonte paarden; deze kleuren berusten op eenvoudige genetische factoren. Ook aftekeningen horen, hoewel ze niet als aparte kleur worden onderscheiden, ook in het rijtje van patronen van witte haren thuis.

« vorige | volgende »