Haarkleur en kleurvererving bij IJslanders

Schimmel (ook wel grijs) is het veel voorkomende patroon waarbij het paard met een basis- of daarvan afgeleide kleur geboren wordt, en naarmate het ouder wordt steeds meer witte haren krijgt. Dat begint bij het veulen als witte ringen rond de ogen, en zet zich voort over het hele lichaam, waarbij het hoofd en de benen in een vroeg stadium worden betrokken. De snelheid waarmee, de manier waarop en de mate waarin het paard vergrijst varieert van dier tot dier. Sommige schimmels verliezen vrij snel het pigment in het behang, wat dientengevolge wit is, terwijl het lichaam veel trager vergrijst. Uiteindelijk worden deze paarden vaak helemaal wit. Andere dieren hebben juist meer pigment in hun manen en staart dan op hun romp, en blijven hun hele leven een meer of minder donkere tint grijs, vaak met wat donkerder onderbenen.

Tijdens het vergrijzen laat een schimmel meestal een sterke appeling zien — vandaar de term appelschimmel — maar het lichaam kan ook een min of meer egale kleur grijs zijn. Hele lichte schimmels hebben soms over hun hele lichaam kleine gekleurde vlekjes, en worden dan aangeduid als vliegenschimmels. Of deze vlekjes de achtergrondkleur van het paard hebben, is nooit met zekerheid vastgesteld. Over het algemeen hebben schimmels een gepigmenteerde huid, maar de huid kan in de loop der tijd ook gedepigmenteerd raken.

De schimmelkleur berust op een dominant allel op het Grey-locus, GG. Het tempo waarin schimmels lichter worden lijkt in ieder geval gedeeltelijk genetisch bepaald te worden; selectie op snelheid van vergrijzen blijkt mogelijk. Er zijn echter geen aanwijzingen dat homozygote schimmels sneller vergrijzen dan heterozygote. Of een schimmel lichte of donkere points heeft, lijkt niet genetisch bepaald te zijn.

Schematisch ziet één en ander er als volgt uit:

  G+G+ GG
AAAE+E bruin schimmel
AAEeEe vos schimmel
AaAaE+E zwart schimmel

« vorige | volgende »