Haarkleur en kleurvererving bij IJslanders

Kansrekening

Als je voor een bepaalde eigenschap het genotype van een dier weet, en je weet hoe de allelen van het gen daarvoor zich ten opzichte van elkaar gedragen, kun je daaruit zijn fenotype opmaken. Uit het fenotype van een dier kun je ook zijn genotype aflezen, maar niet zonder meer. Als we weer kijken naar het gen voor "lengte" en als de allelen "lang" en "kort" zich intermediair zouden gedragen, dan kun je uiteraard stellen dat een lang dier homozygoot is voor "lang", een kort dier homozygoot voor "kort" en een dier van gemiddelde lengte heterozygoot. En als "lang" een dominant allel zou zijn en "kort" recessief, dan kan een kort dier uiteraard alleen homozygoot recessief zijn. Een lang dier echter zou homozygoot dominant kunnen zijn, maar ook heterozygoot.

Alle diploïde cellen van een dier dat voor een bepaalde eigenschap homozygoot is bevatten twee exemplaren van hetzelfde allel voor die eigenschap. Zo ook de primaire geslachtscellen. Wanneer die gaan delen volgens het principe van de meiose en er zodoende vier haploïde ei- of zaadcellen ontstaan, zullen die dan ook alle vier hetzelfde allel bevatten. De diploïde cellen van een dier dat voor een bepaalde eigenschap heterozygoot is bevatten twee verschillende allelen voor die eigenschap. Wanneer bij zo'n dier uit een primaire geslachtscel vier ei- of zaadcellen ontstaan, zullen er daarvan dus twee het ene, en twee het andere allel bevatten.

Wanneer je twee homozygote dieren met het zelfde fenotype (allebei lang of allebei kort) kruist, zullen al hun nakomelingen homozygoot zijn, met hetzelfde fenotype als de beide ouders. Immers, 100% van de geslachtscellen van allebei de ouders bevat het allel waarvoor zij homozygoot zijn. Waneer twee homozygote dieren met een verschillend fenotype (de ene lang, de andere kort) met elkaar gekruist worden, dan zullen al hun nakomelingen heterozygoot zijn. Want 100% van de geslachtscellen van de ouders bevat het allel waarvoor die ouder homozygoot is. Wat er gebeurt als je twee heterozygote dieren met elkaar kruist, laat zich het best schematisch weergeven:

eigenschap "lengte"
dominant allel "lang" (LthL)
recessief allel "kort" (Lthl)
geslachtscellen vader
LthL Lthl
geslachtscellen moeder LthL genotype: LthLLthL
fenotype: lang
genotype: LthLLthl
fenotype: lang
Lthl genotype: LthLLthl
fenotype: lang
genotype: LthlLthl
fenotype: kort

Als je kijkt naar het genotype is er een kans van 1 op de 4 (=25%) op een homozygoot dominant dier, een kans van 25% op een homozygoot recessief dier, en een kans van 50% op een heterozygoot dier. Vertaald naar fenotype is er dus 25%+50%=75% kans op een lang dier, en 25% kans op een kort dier. Dat het resultaat van kruising van een heterozygoot met een homozygoot dier 50% kans op een heterozygoot, en 50% kans op een homozygoot dier geeft, zal inmiddels geen verrassing meer zijn.

« vorige | volgende »