De zoötechnische aspecten van loopstallen voor paarden

1.1 Het paard op stal


1.1.1 De voordelen...

Voor eigenaar... - Hoewel paarden winterharde dieren zijn, worden de meeste, althans voor het grootste deel van het jaar, op stal gehouden. Voor de eigenaar is dit erg handig: het dier is altijd bij de hand, blijft schoon en droog en is eenvoudig te voorzien van voer en water.

...en paard - Ook voor het paard lijkt het voordelen in te houden. Door training is het dier zijn beschermende vetlaag kwijtgeraakt, en door poetsen, toiletteren en scheren verliest het de bescherming van huid en beharing. Een stal biedt dit paard bescherming tegen winterse kou, regen en sneeuw en tegen hitte, zon en insecten 's zomers (Houghton Brown en Powell-Smith 1994).

1.1.2 ...en de nadelen

Verandering... - In de loop van deze eeuw heeft een aanzienlijke verandering in het gebruiksdoel van het paard plaatsgevonden. Had men in vroeger dagen paarden nodig bij landbouw, als transportmiddel en voor militaire doeleinden, tegenwoordig worden ze met id gebruikt voor sport en recreatie. Vroeger werkte het paard uren per dag in de buitenlucht (afb. 1.1), terwijl het nu vaak slechts een uur per dag kan lopen, en dan in vele gevallen ook nog in een overdekte manege.

Afb. 1.1 Een plaatje uit de oude doos

...maar geen verbetering - Het dier staat dus het overgrote deel van de dag op stal, en is daardoor, meer dan vroeger, onderhevig aan de schadelijke effecten van die stal. Zo wordt bijvoorbeeld het ontstaan van chronische luchtwegaandoeningen bevorderd door een, niet te vermijden, hoge concentratie stofdeeltjes in de stallucht. Zo'n aandoening betekent voor het paard, dat voor de van hem verlangde prestaties in hoge mate afhankelijk is van zijn longfunctie, maar al te vaak het einde. Daarnaast vergroot onvoldoende en onregelmatige beweging de kans op koliek en hoefbevangenheid. Het lange stilstaan maakt het paard schrikachtig en baldadig, wat tot ernstige ongelukken kan leiden (Piotrowski 1983).

1.1.3 Een ander probleem

Stalondeugden... - Een regelmatig voorkomend probleem bij paarden op stal vormen de zogenaamde stalondeugden. Met deze term wordt een aantal ongewenste gedragingen aangeduid: weven, kribbebijten, luchtzuigen, op hout of dekens kauwen, graven, tegen de wanden slaan en rondjes lopen door de box. Weven is hiervan het meest schadelijk voor het paard; de alternerende belasting van het linker en het rechter voorbeen veroorzaakt zwelling en slijtage van de gewrichten (Prince 1987). Kribbebijten leidt vaak tot sterke afslijting van de tanden. Luchtzuigen kan aanleiding geven tot chronische maagdarmstoornissen en een vermindering van eetlust en voedselopid, waardoor vermagering en onvoldoende uithoudingsvermogen op kunnen treden. Daarnaast bestaat er een niet bewezen overtuiging dat paarden deze gewoontes van elkaar leren (Syllabus Heelkunde 1994). Kauwen op hout en dekens kan in de kosten gaan lopen door de benodigde vervangingen, en bij het rondjes lopen door de box gaat het paard zo nietsontziend te werk, dat iemand die de box betreedt het risico loopt omvergegooid en betrapt te worden (Prince 1987). Hoewel er in het gebruik nauwelijks of geen nadelen van worden ondervonden daalt een dier met één van deze gewoontes wel in waarde (Prince in McBane 1987).

...als surrogaat - Vroeger dacht men dat stalondeugden voortkwamen uit verveling, maar tegenwoordig kijkt men daar anders tegenaan: een paard heeft een natuurlijke behoefte aan bepaalde gedragspatronen, maar kan hierin op stal slechts in beperkte mate voorzien. Het zoekt dan een andere manier om aan zijn drang gehoor te geven (Prince 1987). Bij grazen bijvoorbeeld beweegt het dier continu van het ene op het andere been. De retina registreert hierbij constant beweging. Door te weven bevredigt het paard de behoefte aan deze activiteiten. Zo ook zijn kribbebijten en luchtzuigen surrogaat voor de neiging tot grazen, slikken en maagvullen, die gefrustreerd raakt door een groot krachtvoer- en klein ruwvoeraandeel in het rantsoen. Een release van endorfines, de lichaamseigen opiaten, zoals bij het pramen van een paard en het kettingbijten door een varken, werd wel vermoed maar niet aangetoond bij stalondeugden (Houpt 1995).

Remedie - Als een paard eenmaal een stalondeugd heeft aangeleerd is er meestal niets meer aan te doen (Prince 1987). Echter, een afwisselende omgeving, gezelschap, voldoende ruwvoer en regelmatig voldoende beweging dragen bij aan het verminderen van stalondeugden (Waring 1983). Opvallend is, dat op plaatsen waar meer dan 75 paarden bij elkaar worden gehouden, een lagere frequentie van stereotypieën wordt waargenomen. Het zou kunnen dat dieren met stereotypieën tussen zoveel andere paarden gewoon niet opvallen; de tijd die aan stalondeugden besteed wordt is maar kort. Een andere verklaring is dat de grote stal een omgeving is die geen aanleiding geeft tot het ontwikkelen van stalondeugden (Houpt 1995).

1.1.4 Individuele huisvesting

Standen... - Vroeger waren standen, of stands, een veel gebruikte vorm van huisvesting. Hierin staan de paarden aangebonden op een oppervlakte van ongeveer 1,75-2,1m breed en 2,7-3,5m lang, met tussen de dieren hoge schotten of aan kettingen opgehangen, horizontale bomen (Houghton Brown en Powell-Smith 1994; Pirkelmann, Schäfer en Schulz 1976; Smith 1967).

...versus boxen - Ten opzichte hiervan is de tegenwoordig veel gangbaardere huisvesting in individuele boxen voor de paarden voordelig. Zo is de bewegingsvrijheid groter omdat het dier niet aangebonden staat, en het een oppervlakte toegewezen krijgt die meestal minimaal zo groot is als het kwadraat van tweemaal de stokmaat (Pirkelmann, Schäfer en Schulz 1976). Voor een volwassen rijpaard betekent dit al gauw zo’n 12m². Ook bestaan voorwanden van en scheidingswanden tussen binnenboxen vaak vanaf ongeveer 1,2m vanaf de vloer uit tralies, waardoor visueel contact tussen stalgenoten mogelijk is (Smith 1967). Ook buitenboxen laten dit toe; daarnaast zijn de paarden in de gelegenheid frisse buitenlucht op te snuiven. Boxen komen dus, veel meer dan stands, tegemoet aan de fysische en psychische behoeftes van het paard (Pirkelmann, Schäfer en Schulz 1976), dat van oorsprong een zeer sociaal dier is dat dagelijks afstanden van vele kilometers aflegt (Kilby 1993).

Een alternatief - In het voorgaande verhaal zijn de voordelen, maar vooral ook de nadelen van individuele huisvesting aan de orde geweest; alles bij elkaar genoeg aanleiding om te denken dat stands en boxen niet in alle gevallen de ideale manier van huisvesten zijn. Misschien zou het welzijn van paarden waarvoor de voordelen niet opwegen tegen de nadelen gebaat zijn bij een meer natuurgetrouw alternatief, waarin zij beter in hun behoefte aan beweging, verkenning van de omgeving en sociaal contact kunnen voorzien: de loopstal (Piotrowski 1983).

« vorige | volgende »