Paardenpraat

In de zomer van 1983 — ik was toen negen — bracht ik met mijn ouders de vakantie door op camping De Hooge Veluwe in Arnhem. Nu lag (en ligt) pal naast die camping een manege, Stal Mansour, waar kinderen die op de camping verbleven tegen gereduceerd tarief ponyrijles kon krijgen. Daar had ik wel oren naar! Mijn ouders vonden het ook een leuk idee, en al snel volgde ik mijn eerste twee rijlessen. En toen we het jaar daarna naar dezelfde camping gingen, kwamen er daar nog eens negen bij. Mijn vader, die iedere les langs de kant stond te kijken, begon er zelf ook wel zin in te krijgen. Dus nam ook hij een paar lessen. Nog voor het einde van de vakantie hadden we besloten dat we van paardrijden onze hobby wilden maken. "Nou," zei mijn moeder, die eigenlijk niet zo'n dierenliefhebber is, maar paarden inmiddels toch wel leuk vond, "dan ga ik ook mee!".

Eenmaal thuisgekomen gingen we op zoek naar een manege; de keuze viel het Hippisch Centrum Alkmaar (dat inmiddels niet meer bestaat), een op de springsport georiënteerd paardenbedrijf. Daar hebben we een paar jaar lessen gevolgd, en waren trouwe bezoekers van springwedstrijden in Alkmaar en omgeving — mijn vader maakte foto's van de ruiters van "onze manege", mijn moeder en ik hielpen met het gebeuren eromheen. Later reden we ook in de carousselgroep, waarmee we regelmatig aan wedstrijden meededen.

Op de manege leerden we de familie Schot kennen, die naast een rijpaard ook Friese paarden hielden en daar aangespannen mee reden. Toen zij mij vroegen om hen in het weekend te komen helpen met het verzorgen van de paarden, het in- en uitspannen en het rijden liet ik mij dat natuurlijk geen twee keer zeggen. Zo heb ik enkel- en dubbelspan leren rijden. Ook de belangstelling van mijn ouders verschoof naar de mensport. Omdat Schot door de week weinig tijd had om zijn paarden beweging te geven, reed ik ook één van Friezen onder het zadel. Ik had dressuurles met hem, en reed af en toe een wedstrijdje.

Ondertussen was ik ook eens met een schoolvriendinnetje meegeweest naar "haar" manege, IJslandponycentrum Gladur. Dat was (hij bestaat helaas niet meer) een kindermanege waar een opgeruimde, gemoedelijke sfeer hing — heel anders dan op "mijn" manege, waar iedereen een beetje nonchalant en stoer deed en nogal wedstrijdgericht was. En er liepen heel veel, hele leuke paardjes rond. Ik vond het er erg leuk...en mijn ouders kennelijk ook, want ik mocht van hen (naast mijn andere paardenactiviteiten) ook daar gaan rijden. Ik volgde er les, hielp er 's middags regelmatig met uitmesten, pony's halen en wegbrengen, op- en afzadelen en dergelijke en 's zomers met de ponykampen; buitenritten begeleiden, met de huifkar rijden, beginnerslessen geven en speurtochten uitzetten. En in de vakanties maakten we heerlijke strandritten met wel dertig ruiters!

In 1991 deed ik eindexamen. Mijn ouders hielden het rijden toen reeds voor gezien, en omdat ik ging studeren aan de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht en op kamers ging wonen, kwam er bij mij ook niet veel meer van terecht. Hoewel ik jarenlang bijna niets anders had gedaan, miste ik het rijden aanvankelijk helemaal niet. Maar na verloop van tijd, toen ik het studeren en op kamers wonen zo’n beetje onder de knie had, begon ik het contact met paarden toch wel te missen. Alleen, de studentenrijvereniging leek me helemaal niet leuk...

Toen een tante van mijn vriend me vroeg of ik zin had om vrijwilliger te worden bij Stichting Ariane de Ranitz, die in De Bilt paardrijden voor gehandicapten verzorgt, was mijn probleem opgelost. Een aantal jaar heb ik daar met plezier "gelopen". Verder heb ik in die tijd nog eens geholpen met het klokken van het onderdeel endurance op de Wereldruiterspelen, die 1994 in Den Haag werden gehouden, en op de Dag van het Aangespannen Paard, die jaarlijks door studenten diergeneeskunde wordt georganiseerd. En voor mijn doctoraalscriptie koos ik uit nostalgie een paarden-onderwerp: de zoötechnische aspecten van loopstallen voor paarden.

volgende »