De zoötechnische aspecten van loopstallen voor paarden

1.5 En verder...


1.5.1 Veiligheid

Stalinrichting - Eén van de algemene eisen waaraan een paardenstal moet voldoen is dat hij veilig is voor de paarden: er mogen geen uitsteeksels zijn en elektrische bedrading en verlichting moet beschermd worden. Hoe minder er in een stal opgehangen is, hoe beter het is. noodzakelijke voorzieningen, zoals een voerbak, een drinkwatervoorziening en eventueel een hooiruif, mogen geen aanleiding vormen tot ongelukken (Houghton Brown en Powell-Smith 1994). Waar spijlen toegepast worden moeten deze zo dicht op elkaar geplaatst worden, dat een paardenhoef er niet klem tussen kan komen te zitten (Pirkelmann, Schäfer en Schulz 1976). Deurposten mogen geen scherpe randen hebben; er kunnen eventueel zelfs aan weerszijden rollers langs de deuropening gemonteerd worden om verwonding tijdens het naar binnen of buiten gaan te voorkomen (Smith 1967).

1.5.2 Ruimtegebruik

Binnen of buiten - Onderzoek naar het ruimtegebruik van twee pony's in een open loopstal met gescheiden voer- en ligstallen (Piotrowski 1983) liet zien dat de dieren 27-36% van het etmaal in de uitloop doorbrachten. Ze waren hier zowel overdag als ’s nachts te vinden. Onweer, zware regenval, sneeuw, ijzel en harde wind konden de pony's er niet van weerhouden de uitloop te verkiezen boven de stal.

Liggen - Liggen deden de dieren in de daarvoor bestemde stal, ongeveer de helft van de tijd die ze daar doorbrachten.

Mesten - Paarden eten niet graag voer dat verontreinigd is met faeces. In de weide reserveren ze een bepaald stuk van het land voor defaeceren en urineren, en laten dit onbegraasd. Ook op stal proberen de dieren, voor zover de ruimte dit toelaat, hun voer niet te bezoedelen (Sweeting, Houpt en Houpt 1985).
Het onderzoek van Piotrowski (1983) leverde een resultaat dat hier wel bij past: de uitloop bleek voor defaecatie het meest in trek en ontving 85-98% van de mest, terwijl 0% van de mest terechtkwam in de voerstal als deze direct aansloot op de uitloop, en 7% als de voerstal daarvan een eindje was verwijderd. Volgens de auteur heeft dit er toe bijgedragen dat de dieren gedurende de onderzoeksperiode (winter!) geen wormenkuur nodig hadden. Daarbij komt dat mest uit een uitloop met een zandbodem vrij eenvoudig te verwijderen is. In het onderzoek kon men volstaan dit tweemaal per week te doen.
Anders zijn de bevindingen van Knaap en Bouwman (1992): zij constateerden dat de paarden in de door hun bekeken loopstal voornamelijk in de stal mestten. De bodem van de uitloop bij deze stal bestond niet uit zand, maar uit betonklinkers. Een dergelijke uitloop is overigens erg gemakkelijk schoon te houden.

1.5.3 Besparen

Gemak dient de mens - Het houden van paarden in loopstallen brengt voor de eigenaar en de verzorger een aantal voordelen met zich mee. Zo kunnen de dieren zelf in hun behoefte aan beweging voorzien, waardoor er minder noodzaak is er dagelijks mee te werken (Piotrowski 1983). Een potstal hoeft slechts 1 à 2 keer per jaar te worden uitgemest, en het uitmesten kan machinaal gebeuren (Paardenhouderij praktisch bekeken 1986). En met een voorraadsysteem voor ruwvoer en een automatisch systeem voor krachtvoerverstrekking hoeven de paarden niet meerdere malen per dag gevoerd te worden (Piotrowski 1988). Knaap en Bouwman (1992) geven een maat voor de arbeids-/tijdsbesparing: bij individuele huisvesting kan 1 persoon 20 paarden verzorgen, maar staan de paarden in een loopstal, dan kan deze persoon de verzorging van 60 dieren aan.

Kosten - Bestaande gebouwen kunnen eenvoudig omgebouwd worden tot loopstal, wat kosten bespaart (Piotrowski 1988). Maar ook degene die een loopstal nieuw laat bouwen komt voordelig uit; de kosten hiervoor liggen namelijk zo'n 50% lager dan die voor de bouw van een boxenstal (Knaap en Bouwman 1992).

« vorige | volgende »